DICHTEN IN HET KORT
INHOUD:
1. Rijmsoorten
2. Metrum
3. Rijmschema's en versvormen
4. Versvormen
1. Rijmsoorten
In het algemeen kunnen we rijm defineren als een opvallende overeenkomst
in klank tussen twee woorden. Afhankelijk van de 'grootte' van de
overeenkomst spreken we van heel, half of dubbel rijm. We kunnen de volgende
rijmsoorten onderscheiden:
Assonantie. Ook wel klinkerrijm genoemd. In deze vorm bevatten
de rijmwoorden identieke klinker, bijvoorbeeld drank en ramp.
Assonantie wordt vaak gebruikt om de 'sfeer te versterken', aangezien
de klanken van klinkers een bepaalde 'gevoelswaarde' met zich mee kunnen
dragen.
Alliteratie. Ook wel stafrijm of beginrijm genoemd. Bij dit rijmtype
berust de overeenkomst op de eerste letter(s), bijvoorbeeld 'de dronke
drugsdealer'. Alliteratie wordt vaak gebruikt om een rijmzin
'lekker te laten rollen' (het sluwe slaafje sloeg de slome slager);
alliteratie is veel voorkomend in (reclame)slogans (Heerlijk Helder
Heineken)
Acconsonantie. Bij deze vorm berust de rijm op de slotmedeklinkers
van lettergrepen, bijvoorbeeld wand en hond. Deze rijmvorm
wordt in de Nederlandse poezie niet zoveel gebruikt.
Pararijm. Dit rijmtype is een combinatie van alliteratie en acconsonantie,
bijvoorbeeld rook en raak. Net als acconsonantie
is pararijm vrij zeldzaam in onze taal.
Rijk rijm. Deze rijmvorm is gebaseerd op volledige gelijkheid
van de beklemtoonde lettergrepen, bijvoorbeeld voldaan en ontdaan.
Deze rijmvorm is niet zo populair door zijn 'saaiheid'.
Assonantie en acconsonant zijn vormen van halfrijm. Combineren
van de twee leidt tot volrijm ; volrijm is de meest gebruikte dichtvorm
in het Nederlands.
We spreken van zuiver volrijm als aan de volgende vier voorwaarden
is voldaan:
- gelijkheid van de klinkers in de laatste beklemtoonde lettergreep
- gelijkheid van alle klanken volgend op de laatste beklemtoonde lettergreep
- verschil in de medeklinkers voorafgaand aan de laatste beklemtoonde
lettergreep
- vergelijkbare klemtoonstructuur
(Sinterklaas en pieterbaas voldoet aan de vier voorwaarden
van volrijm)
We spreken van mannelijk rijm als de laatste beklemtoonde lettergreep
tevens de laatste lettergreep van het woord is (drank en stank),
van vrouwelijk rijm als er nog een lettergreep volgt na de laatste
beklemtoonde lettergreep (drinken en klinken) en van onzijdig
rijm als er nog twee onbeklemtoonde lettergrepen volgen (treuzelen
en peuzelen).
Wanneer samengestelde woorden worden gebruikt, waarbij de klemtoon op
het eerste woord valt, spreken we van schrikkelrijm (bijvoorbeeld:
slagader / dader). Deze rijm combinatie is dan ook niet correct.
Schrikkelwoorden rijmen onderling wel vaak, met name als de eerste woorden
ook op elkaar lijken; dan is er sprake van dubbelrijm (bijvoorbeeld:
meedragen en veewagen).
Overige niet correcte rijmvormen die men nog wel eens tegen komt zijn:
bastaardrijm (fair en ster), schijnrijm (poes
en roest), oogrijm (zij staat er, en drinkt water).
Verder wordt er nog wel eens aan 'rijmkracht' ingeleverd door gebruik
van rijmwoorden die te veel overeenstemmen in betekenis zoals olijk/vrolijk
en weifelen/twijfelen; men spreekt dan van slap volrijm.
2. Metrum
Om een gedicht goed te laten klinken, wordt er vaak gebruik gemaakt van
metrum: de cadans die onstaat door regelmatige afwisseling van beklemtoonde
en onbeklemtoonde lettergrepen. Zo'n combinatie van beklemtoonde en onbeklemtoonde
lettergrepen heet een versvoet. (we zullen hieronder beklemtoonde en onbeklemtoonde
lettergrepen aangeven met de symbolen + en - respectievelijk) De meest
voorkomende meterische patronen zijn:
jambe   -+ -+ -+ -+
trochee   +- +- +- +-
dactylus   +-- +-- +-- +--
amfibrachys  -+- -+- -+- -+-
anapest   --+ --+ --+ --+
De jambe is een soepel metrum dat veel variatie en grote regellengte toelaat.
De trochee laat minder variatie toe, maar maakt een snellere indruk. Versregels
die in driedelig metrum zijn geschreven (zoals dactylus, amfibrachys en
anapest) hebben vaak een hoger tempo en de cadans is duidelijker hoorbaar
dan bij de tweedelige versvoeten.
3. Rijmschema's
Als rijmregels aaneen worden geregen tot coupletten en gedichten, wordt
er meestal gebruik gemaakt van een rijmschema. Zo'n rijmschema bepaalt
het dichtpatroon waarin regels elkaar opvolgen. Veel voorkomende rijmschema's
zijn:
gepaard rijm: AABBCC..
gekruist rijm: ABAB..
omarmend rijm: ABBA..
gebroken rijm: ABCB..
verspringend rijm: ABCABC..
slagrijm: AAA..
Een van de bekendste rijmschema's is het AABBA schema van de limerick:
A: twee nonnen uit Monte Video
A: Die ruilden hun Alfa Romeo
B: Laatst in voor een Daf
B: en rijden nu maf
A: als promotie-team voor de EO
4. Versvormen
Men kan de verschillende rijmschema's, maatsoorten, regellengtes en versformaten
op vele manieren combineren. In de loop van de eeuwen zijn echter een
aantal vaste combinaties of versvormen terug te vinden. Hier volgt
een korte opsomming:
Distichon Een tweeregelig gedicht met rijmschema AA
Terza rima Gedicht met drieregelige coupletten, verbonden door
middel van schakelrijm: ABA BCB CDC. Het metrum is jambisch met
vijf versvoeten per regel.
Kwatrijn Een gedicht betaand uit coupletten van vier regels. Wanneer
het gebruikte rijmschema AABA is, spreekt men van het Perzische kwatrijn.
Kwintijn Een gedicht bestaand uit vijf regels.
Limerick Een populaire vijfregelige versvorm van het type AABBA.
De eisen aan een goed lopende limerick zijn nogal hoog: de rijm dient
zuiver te zijn, qua inhoud dient de laatste zin verrassend te zijn of
een clou te bevatten en het metrum van een limerick let nogal nauw:
(+)(+)- ++- ++- (+)(+)
(+)(+)- ++- ++- (+)(+)
(+)(+)- ++- -(+)(+)
(+)(+)- ++- -(+)(+)
(+)(+)- ++- ++- (+)(+)
De lettergrepen tussen haakjes zijn facultatief. Meestal heeft de limerick
een humoristische of schuine inhoud (sex in alle soorten is een zeer populair
onderwerp).
Rondeel Een versvorm waarbij bepaalde versregels diverse malen
worden herhaald. Meestal bestaan ze uit vier- of vijfvoetige jamben. Varianten
zijn het triolet, het rondelet en de rondeau.
Sonnet Een veertienregelige dichtvorm, bestaand uit twee kwatrijnen
(samen het octaaf) gevolgd door twee terzetten (samen het sextet). Het
metrum is tweedelig (meestal jambe) en de versregels kunnen drie tot zeven
versvoeten tellen. Tussen het octaaf en het sextet hoort een wending of
volta te zitten. Een goed sonnet is zeer klankrijk (waaraan het
zijn naam te danken heeft).
Onafhankelijk van de versvorm bevatten sommige gedichten een Acrostichon.
Dit houdt in dat de beginletters van de versregels samen een woord of
een naam vormen.
(BRON: Jaap Bakker's Nederlands rijmwoordenboek, Ooievaar Pockethouse)